Dingspils
Uit een achttiende-eeuwse kijk op de Drentse geschiedenis door Andries Schoemaker: Reuzen op reis; 1732
Hoe was het in 1674:
Wyders is het landschap Drent in ses territoren gedeelt, welke dingspils werden genoempt, zijnde de rechtsampten, welker administrateurs elders richters, maar hier schulten of schouten genaampt worden, zynde rechtsampten. Dese worden al tesamen van den landdrossaart voorgestelt en van den stadhoudere bevestigt.
Het is niet buyten vermoeden dat ieder deser dingspellen voortyts syn eyge grave gehad heeft en buyten twyfel elken grave in syn dingspel wel ruym soo veel te doen, om syne onderhorigen in goede ordre te houden, als heden de landdrossaart met alle de ses dingspellen, eensdeels omdat de menschen in vroeger tyden veel woester en ongeregelder waren dan nu, anderdeels omdat het landt toen overvloediger bevolkt was. Daarbij was daar eenen gewoonte hun recht selfs met boog en pyl en knods te verdedigen.
Mons(ieur) Picard heeft ook geen klynen moeyten aangewend om te toonen dat het landschap Drenth is ingenomen en beseten geweest van Jaghts afstammelingen, welken uit Asien vertroecken en alleen uyt het Oosten herwart afgesackt, bekeert van barbarische reusen daar de gedaghte steenhooppen tekens van souden syn en vervolgens van meer andere tot den Romynen tyt toe beseten die er ruym 400 jaaren over geheerst hebben tot omtrent 400 jaaren na Christus geboorten, daarna heeft de heerschapy der Franken wederom de overhyt gehad.
’T was voortyts het gesegenste en bekoorlykste land onder alle nabuurige, maar nu het geringste, het onvermogenste en sleghste van alle de vereenigde proventien.