Karrensporen

Middeleeuwse karrensporen in De Kiel
- door Thorgeir Gudlaugsson

Al kent De Kiel als nederzetting een tamelijk korte geschiedenis, datzelfde kan niet gezegd worden van het gebied waar het dorp later ontstond. Zo profileert De Kiel zich nadrukkelijk als het zeven marken dorp omdat bij de al lang verloren steen bij het Quekenbosch ooit zeven boermarken op één punt bij elkaar kwamen. Minder bekend is echter dat het hedendaagse De Kiel zich ook op de ligging van een middeleeuwse handelsroute bevindt - en dat de sporen van deze eeuwenoude wegen nog steeds goed zichtbaar zijn in het Kieler landschap.

Zandruggen
Lange, smalle en wat hoger gelegen zandruggen zijn opvallende verschijnselen in het landschap van Drenthe. De ruggen lopen dwars door de provincie heen, van noordwest naar zuidoost, en waren vroeger omringd door uitgestrekte en ondoorwaadbare veenmoerassen. Sinds mensenheugenis zijn deze Drentse zandruggen gebruikt als langgerekte doorgangen tussen de omliggende moerassen en andere woeste gronden. In de loop der tijden ontstonden in de lengte van deze ruggen vaste routes. Op de twee langste ruggen, de Hondsrug en de iets minder bekende Rolderrug, ontplooiden deze routes zich in de middeleeuwen tot een internationale handelsverbinding, die van Groningen via Coevorden tot aan Münster liep. De Kiel ligt midden op een van deze ruggen, de Rolderrug. Deze rug ligt parallel aan zijn grotere broer, de Hondsrug, en loopt vanuit Zandpol in het zuidoosten tot aan het Groningse Noorderburen in hetkarrenspoor 1 noordwesten - in totaal z’n slordige 60 kilometer. De Rolderrug is iets lager dan de Hondsrug, op de hoogste punten, zoals bij de Konijnenbergen, bereikt hij ruim 22 meter boven NAP. De rug is niet erg opvallend in het landschap want meestal ligt hij slechts enkele meters boven de omringende velden. Rijdend op de N376 is er ook weinig van te merken aangezien de weg nagenoeg de contouren van de rug in de lengterichting volgt. Op enkele plekken rondom De Kiel is de Rolderrug echter goed te zien, zoals vanaf de Borgerzijtak. Daar staande is het hoogteverschil tussen de akkers aan de ene kant en het dorpshuis aan de andere kant maar liefst vijf meter. De ligging van de rug in het landschap kan ook worden waargenomen bij het doorkruisen in de breedte. Een goede plek om dat te doen is via de zandweg tussen de Kwekebosweg en Rolderstraat ter hoogte van het kruispunt Noorderweg.

De Rolderrug route
De middeleeuwse handelsroutes over de Drentse zandruggen liepen gezamenlijk vanuit Groningen tot aan Noordlaren. Daar splitsten de wegen zich in de route over de Hondsrug en de iets westelijker gelegen route over de Rolderrug. Na de splitsing bij Noordlaren ging de Rolderrug route, zoals op de eerste kaart wordt aangegeven, verder naar Schipborg, Gasteren, dwars over het Balloërveld en naar Rolde. Daar kwam de route op de eigenlijke Rolderrug en volgde deze naar het zuiden langs de dorpen Grolloo en Schoonloo. Ter hoogte van waar nu De Kiel ligt splitste de route zich op. De oostelijke tak liep verder rechtdoor over de Rolderrug via Sleen naar Dalen terwijl de westelijke tak afboog en langs Wezup, Zweeloo en Benneveld naar Dalen liep. Eenmaal in Dalen aangekomen liepen al die routes weer gezamenlijk naar Coevorden. De route over de Rolderrug was belangrijk voor de middeleeuwse handelaren die met paard en wagen - en daarvoor ossen - ploeterend over de Drentse zandwegen hun handelswaar van en naar Groningen brachten. Er waren ook andere gebruikers van deze internationale verbinding, zoals afgezanten van kerkelijke instellingen die zaken in Groningen en Friesland te doen hadden. Zo staat een deel van de route over de Rolderrug onder de historici bekend als de Werdense weg. Die naam heeft te maken met de benedictijner abdij in Werden aan de Ruhr die al vanaf de negende eeuw grote bezittingen in het noorden en oosten van Nederland had. Opvallend is dat de abdij vele boerderijen bezat die aan de Rolderrug route lagen - zelfs zo veel dat om de tien kilometer zich een goed van de abdij heeft bevonden. Deze waren, volgens veronderstelling, bedoeld om eten, onderdak en andere ondersteuning te verschaffen aan de abten of de rentmeesters die deze route vanuit Werden naar Groningen volgden om daar de pacht van de bezittingen in de Friese landen te innen. Het wordt ook verondersteld dat de Groningse abt Emo, van het kloostertje Nijeklooster te Romerswerf, de Rolderrug volgde toen hij in november 1211 te voet naar Rome vertrok. Kort daarvoor hadden de kerkpatroons van het dorp Wierum besloten hun kerk met alle bijhorende goederen aan Emo’s kloostertje te schenken. Emo was van plan om een nieuw klooster in Wierum te stichten maar dat werd tot halt geroepen toen de bisschop van Münster de schenking ongedaan maakte. Emo vermoedde dat het handelen van de bisschop geen zuivere koffie was en besloot naar Rome te gaan om de zaak aan paus Innocentius voor te leggen en uiteraard zijn bezittingen terug te krijgen. Daar kreeg de persevererende Groninger uiteindelijk zijn gelijk.  

Reconstructie
In 2018 heeft de landschapshistoricus en fysisch geograaf Rik van Heumen getracht om de historische routes karrensporenover de Hondsrug en de Rolderrug te reconstrueren. Hierbij maakte hij, naast conventionele bronnen, dankbaar gebruik van moderne visualisatie technieken. De belangrijkste van deze waren hoogtemodellen die gemaakt worden met behulp van beelden van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Op deze modellen komen nagenoeg alle oneffenheden op de grond tevoorschijn, ook hoogteverschillen die onder bossen en heidevelden liggen en vaak niet opgemerkt worden met het blote oog. De hoogtemodellen bleken een uitstekend middel om oude karrensporen te traceren, belangrijke aanwijzingen om de ligging van de historische routes te kunnen bepalen. Karrensporen, die op de hoogtemodellen als langgerekte reliëfverschillen in het terrein worden weergegeven, zijn overblijfselen van intensief gebruik van een bepaald traject. Ze lopen vaak in brede bundels want als de paden op een gegeven moment te diep uitgesleten raakten werd naast het originele pad een nieuw pad genomen. Als die te uitgesleten raakte werd weer een nieuwe pad genomen. Zodoende werd geprobeerd te voorkomen dat de karren op hun assen vastliepen. Op sommige plaatsen, zoals op het Balloërveld, kon het dan ook gebeuren dat de bundels karrensporen zelfs enkele honderden meters breed werden. Desondanks zijn karrensporen tegenwoordig slechts in kleine segmenten te vinden, op de meeste plekken zijn ze door bebouwing of landbouw voor altijd verdwenen. Door analyse van hoogtemodellen van het Hondsrugcomplex wist van Heumen 138 segmenten met karrensporen te identificeren. Deze heeft hij in kaart gebracht en vervolgens aan enkele fysisch en sociaal geografische factoren gekoppeld. Zodoende heeft hij de segmenten aan elkaar verbonden en het verloop van de routes gereconstrueerd. Mede door de vermenging van conventionele en moderne onderzoeksmethodes resulteerde dit in een reconstructie met meer nauwkeurigheid dan voorheen voorhanden was.

Kielse karrensporen
Op de Rolderrug route werden meer dan 30 segmenten van karrensporen als zodanig geïdentificeerd. Twee van deze segmenten bevinden zich in De Kiel en haar naaste omgeving. Langs de Albert Oostingweg richting Wezuperbrug, nummer 1 op het tweede kaart, is een segment met een lengte van bijna twee kilometer te zien. Deze nog zeer duidelijke karrensporen waren een deel van de westelijke tak van de Rolderrug route die afboogkarrenspoor 2 Medium Small richting Wezup en Zweeloo. De sporen lopen langs latere wegen die al lang op oude landkaarten worden aangegeven. Daaruit mag geconcludeerd worden dat deze karrensporen tot in de nieuwe tijd werden gebruikt en dat de meest recente sporen uiteindelijk de voorloper van de Albert Oostingweg werden. De karrensporen in gebied 1 zijn het makkelijkst bereikbaar via de picknicktafel ter hoogte van het stenen kunstwerk “Drents Onderonsje”. De karrensporen in het andere segment, gebied 2 en 3 op de kaart, zijn iets minder duidelijk te zien in het landschap. Dat en het feit dat ze niet langs latere wegen lopen kan betekenen dat ze eerder buiten gebruik raakten dan de sporen langs de Albert Oostingweg. De verschillende looprichtingen van de karrensporen in gebied 2 en gebied 3 geven aan dat in dit segment de splitsing van de route in twee takken mogelijkerwijs heeft gelegen. In gebieden 2 en 3 loopt een wandelpad dwars door de bundels karrensporen heen. In gebied 3 uit dat zich in vele golven op het wandelpad. Hier is het aan te raden om van het pad af te gaan en op een van de golvende ruggen te klimmen. Dan ontluikt zich een duidelijk patroon van meer dan zes parallel liggende sporen. Hiermee krijgen de voorheen onbeduidende heveltjes opeens een geheel andere betekenis. Wat vroeger slechts oneffenheden op het pad waren is nu het decor geworden van een rijke middeleeuwse geschiedenis. Staande op een van de golvende ruggen is een uitgelezen moment om terug te denken aan alle reizigers die deze oude wegen hebben bereisd; handelaren uit het verre buitenland met hun karren vol kostbaarheden, monniken en rentmeesters met pachtgeld in buidels, verhuizende boerenfamilies met al hun have, hebben en houden – en een stugge Groningse abt die te voet naar Rome ging om een grote onbillijkheid ongedaan te doen.

Enkele geraadpleegde bronnen:
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).
De Boer, D.E.H. (2011). Emo’s reis. Gorredijk.
Bureau de Hondsrug UNESCO Global Geopark. (2017). Masterplan 2017-2027.
Van Heumen, R. (2018). In de sporen van het verleden. Groningen.
Karel, E.H. (2000). Grenzen in Drenthe. Assen
Noomen, P.N. (1993). Middeleeuwse ontwikkelingen in Rolder dingspel. In Geschiedenis van Rolde. Meppel.
Slicher van Bath, B. (1960). De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850). Utrecht.
Tuin, B.P. (2017). Programma van Eisen archeologisch onderzoek vervanging brug Zeegserloopje. Tynaarlo.
Zomer, J. (2016). Middeleeuwse veenontginningen in het getijdenbekken van de Hunze. Groningen

 
 De auteur is geograaf en al sinds 1991 inwoner van De Kiel.